Verschillende facetten van kansarmoede

Armoede: multi-aspectualiteit

Zoals uit de aangehaalde definities van armoede al blijkt, is armoede meer dan een tekort aan inkomen, en gaat het over achterstelling op verschillende domeinen van het individuele en sociale leven: tewerkstelling, onderwijs, huisvesting, gezondheid en maatschappelijke participatie (

).

Volgend schema (bron: www.1op10.be/armoede) geeft deze gelaagdheid weer:

Armoede aanpakken wil dan ook zeggen dat op verschillende aspecten ingezet moet worden. Armoede gaat niet enkel over het financiële aspect, maar over veel meer, ook over waardering en hoe anderen naar mensen in armoede kijken.

“De meeste effecten van armoede in het rijke westen hebben te maken met vormen van minderwaardigheid (

).”

Dimensies van welzijn

Opgroeien in armoede heeft een negatieve invloed op de cognitieve, affectieve en sociale ontwikkeling van kinderen (

). Het verhoogt daarnaast ook de kans om ook later als volwassene in armoede terecht te komen. Bradshaw, Hoelscher et al. (2007) (ook gebruikt in ) onderscheiden 8 clusters voor het welzijn van kinderen in de Europese Unie. Aan deze clusters zijn 23 domeinen en 51 indicatoren gekoppeld. In het kader van deze infofiche gaan we in op de verschillende dimensies van welzijn bij kinderen.
 
  • Materieel welzijn

De economische situatie van kinderen beïnvloedt hun welbevinden op verschillende manieren. Het heeft een directe impact, door het gebrek aan economische bronnen en indirect door druk op het welzijn van ouders.

  • Huisvesting en leefomgeving

Hier gaat het over de leefomstandigheden van kinderen: de staat van de woning waar ze opgroeien, maar ook de leefomgeving van de buurt.

  • Gezondheid

Gezondheid bij de geboorte is van fundamenteel belang voor de fysieke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling.

  • Subjectief welbevinden

Deze cluster gaat over het persoonlijk welbevinden van kinderen in het algemeen en op school. De perceptie van de eigen gezondheid maakt hier ook deel van uit.

  • Onderwijs

Onderwijs speelt een belangrijke rol in de kansen van kinderen voor het latere leven. Onderwijsparticipatie is daarom belangrijk, maar ook onderwijsresultaten en aansluiting (en kansen) op de arbeidsmarkt.

  • Relaties

De familiesituatie en de kwaliteit van relaties binnen de familie zijn cruciaal voor het welbevinden van kinderen. Ook belangrijk zijn de relaties die kinderen uitbouwen met leeftijdgenootjes.

  • Participatie aan de samenleving

Deze cluster gaat over de mate waarin kinderen en jongeren politiek geïnteresseerd zijn en deelnemen aan de samenleving (vb. jeugdvereniging, sociale organisaties, …).

  • Risico en Veiligheid

Deze cluster gaat over kindersterfte, risico-gedrag van kinderen en jongeren zelf en over ervaren van mentaal en/of fysiek geweld.

Kinderen groeien op in verschillende settings

Armoede heeft dus verschillende aspecten. Daarnaast is het belangrijk om vanuit een ruim kader te kijken naar hoe en waar kinderen ontwikkelen en leren. Verschillende omgevingen spelen daarbij een rol.

Bronfenbrenner (1979) ontwikkelde een ecologisch systeemmodel ontwikkelde. In zijn theorie maakt hij het onderscheid tussen verschillende systemen. Deze systemen worden voorgesteld als vier concentrische cirkels: de invloed van de omgeving is een factor en daarnaast ook tijd (individuele veranderingen en historische veranderingen).

  • Microsysteem: in het microsysteem gaat het over de mensen en instellingen waar een kind regelmatig én direct mee in contact komt: het gezin, de school, de dokter, … Dit niveau oefent de grootste directe invloed uit op het kind.
  • Mesosysteem: betreft de verbindingen tussen alle elementen in het microsysteem (ook leeftijdsgenootjes, buurt, omgeving van de school, gezin, …)
  • Exosysteem: vat invloeden van instellingen en sociale groepen waar een kind niet rechtstreeks mee in contact komt.
  • Macrosysteem:  bevat verschillende aspecten zoals de bredere sociale context, politiek, de wereldeconomie, verschillende  perspectieven, etc.

De verschillende systemen zijn dynamisch en onderling afhankelijk: ze beïnvloeden elkaar en veranderen ook doorheen de tijd. De school is slechts één element van het systeem. Het is een belangrijke factor, maar niet de enige factor. De school bevindt zich in een groter systeem en vormt daar één onderdeel van.

“People in schools don’t understand what is going on outside the school. (Dyson, 2012)”


Onderzoek  geeft aan dat de verschillende contexten van mensen verbonden zijn:

“Individuals who have a good quality experience in one sphere of their life are also more likely to have good experiences in other contexts. This relationship between different areas of life is strongest between distal (sociodemographic features, such as income and parental education) and proximal (family relationships and behaviors) contexts (

).”

 

Armoede in de samenleving

Wanneer gesproken wordt over mensen in armoede worden vaak aspecten aangehaald als: “ja, maar ze hebben wel een flatscreen”, “ze gaan wel naar McDonalds maar geven geen boterhammen mee naar school”, “Als we jassen geven aan de kinderen, verkopen ze die toch door of verliezen ze de jassen, …”, "Ze willen niet geholpen worden.",  "Waarom moeten wij hen helpen."
Het kader van Bregman (

, gebaseerd op ) werkt hierin verduidelijkend. In zijn artikel schetst hij dat de laatste dertig jaar een verschuiving merkbaar is van armoede als collectieve uitdaging naar armoede als liefdadigheid, enkel gericht op de armen die het verdienen.
Solidariteit Liefdadigheid
Armoede is een collectief probleem. Armoede is een individueel probleem.
De bestrijding wordt gefinancierd uit belastingopbrengsten. De bestrijding wordt gefinancierd met particuliere giften.
Er is sprake van een geïnstitutionaliseerd stelsel dat regelmatige ondersteuning biedt. Er is een persoonlijk stelsel dat onregelmatige hulp geeft.
Alle armen verdienen steun. Er bestaat een onderscheid tussen twee soorten armen: de 'deserving poor' en de 'undeserving poor'.
Hulp is een recht. Hulp is een gunst.

(Bron:

& )

In een ander artikel (

) verwijst de auteur naar de theorie over “Schaarste” van Shafir en Mullainathan ( ).

Schaarste laat je focussen op je directe gebrek: de rekening die morgen moet worden betaald of de vergadering die over een paar minuten begint (

)

Shafir en Mullainathan geven aan dat door schaarste, mensen focussen op het nu en niet op langere termijn inzetten. Mensen in armoede moeten overleven, houden zich bezig met “Wat eten we vanavond?”, “Hoe ga ik de elektriciteit deze week betalen?”, “Kan ik de schoolrekening betalen en hoe ga ik dat doen.” Hierdoor wordt ‘bandbreedte’ in beslag genomen, zodanig dat door schaarste onverstandige beslissingen genomen worden.

Vanuit Brede Scholen is het belangrijk om de blik open te houden, en de complexiteit van armoede en oplossingen in ogenschouw te nemen. Cruciaal is, zeker in het kader van het maximaliseren van ontwikkelingskansen van de betrokken kinderen en jongeren daar maximaal op in te zetten. Hen niet te stigmatiseren of aan te spreken op zaken waar ze zelf eigenlijk geen invloed op kunnen uitoefenen (“Als je mama je bus niet betaalt, dan ga je morgen te voet naar huis”). Vertrekken van het kind en de jongeren primeert: hun kansen moeten verhoogd worden, zeker als hun ouders/opvoeder met heel wat uitdagingen kampen. Zij mogen niet de dupe worden van hun context of de analyse die anderen ervan maken (vb. "hun ouders moeten maar helpen", ...).

Kinderen en jongeren moeten juist versterkt worden. Maar ook alle betrokkenen: de leerkrachten, die vanuit de school bijvoorbeeld de opdracht hebben om ervoor te zorgen dat geld opgehaald wordt, of organisaties rond de school die met families werken. Door samen in te zetten, door samen na te denken hoe armoede aan te pakken, kan er pas wezenlijk iets veranderen in het leven van kinderen en jongeren.