Breed leren

Breed Leren is ...   kinderen en jongeren competenties laten verwerven in onderlinge samenhang en binnen een concrete maatschappelijke context. Dit biedt kansen tot het verbinden van binnen- en buitenschools leren (

, p. 14).

Bij het woord leren denken we vaak aan dat wat op school gebeurt, maar leren is ruimer: mensen leren altijd en overal.

Leren in complexe samenhang en op diverse manieren

Kinderen en jongeren ontwikkelen zich in verschillende contexten en op verschillende manieren. Met andere woorden: kinderen en jongeren leren altijd en overal en ze doen dat op verschillende manieren en uiteenlopende combinaties. Zo heeft iedereen een eigen mix van leerstijlen (

). Soms formeel, dan weer informeel, al of niet doelgericht, bewust en onbewust, volgens een vast traject, incidenteel, zelfgestuurd, gestuurd door anderen, …

Actief en interactief

Kinderen en jongeren (en andere leerders) laten zich niet steeds voorschrijven wanneer ze leren en hoe het gebeurt. Samen met anderen op school, thuis, op straat, bij de voetbalclub, op het pleintje, via de media, .. gaan kinderen en jongeren op eigen houtje op ontdekking en geven zo mee vorm aan hun eigen brede leerervaringen. Zo doen ze op een actieve manier een brede waaier aan ervaringen en competenties op.

Contextueel en betekenisvol

Door de wisselwerking met de omgeving wordt bovendien de betekenis vergroot van wat er geleerd wordt. ‘Contextualisering’ maakt het geleerde betekenisvol voor de leerder, ondersteunt de cognitieve verwerking en motiveert.  Dit geldt ook voor leren op school: wanneer kinderen het verband zien tussen waar en hoe ze leven en wat ze op school leren, wordt hun interesse verdiept en blijken leerervaringen duurzamer (

).

Uitwisselen

De ervaringen die kinderen en jongeren opdoen en de competenties die ze ontwikkelen binnen één context, zoals school, vrije tijd, thuis, … komen vaak ook van pas binnen heel andere omgevingen of vallen pas daar op.

Uit onderzoek naar hoe kinderen leren in verschillende buurten blijkt dat kinderen de sociale grenzen van volwassenen kunnen doorbreken en zo de kleine gepersonaliseerde netwerken waarbinnen volwassenen samenleven overstijgen. In de jeugdwerking bijvoorbeeld komen kinderen van verschillende netwerken samen. En soms botst dat maar evengoed ontdekken de kinderen er ook nieuwe vormen van samen leven en spelen. Deze uitwisseling blijft niet beperkt tot de jeugdwerking. Ze nemen dat mee de straat op, buiten de context van de jeugdwerking. Kinderen ontwikkelen zich met andere woorden over de grenzen van verschillende contexten heen en gaan die grenzen zelf beïnvloeden en in vraag stellen (

).

Uitwisseling tussen contexten laat toe uitgebreide en diverse sociale relaties aan te gaan en zo sociaal kapitaal op te bouwen. Wat een hefboom is voor het creëren van gelijke kansen voor uiteenlopende groepen (

).

Gradaties van leren in levensechte situaties

Het Nederlands Jeugdinsituut voerde een onderzoek uit naar de intrinsieke kwaliteit van bredeschoolactiviteiten (

). Kwaliteit werd daarbij afgetoetst aan de levensechtheid van de activiteiten. Dit is (1) de mate waarin kinderen en jongeren leren binnen een complexe samenhang van competenties en (2) de mate waarin leren verbonden is met concrete maatschappelijke omgeving(en). De onderzoekers kwamen tot drie gradaties van leren in levensechte situaties. Ze onderscheiden: creëren en deelnemen, ontmoeten en oefenen.

Creëren en deelnemen

Kinderen en jongeren zetten zelf activiteiten op in een bepaalde maatschappelijke context of krijgen de gelegenheid eraan deel te nemen. Ze voeren een echte, taak met verantwoordelijkheden uit in de samenleving. Ze doen of produceren iets waar ook anderen iets aan hebben. De kinderen en de jongeren zijn daarbij verantwoordelijk voor (een deel van) de activiteit en dragen bij aan het proces en de resultaten ervan.

Ze oefenen mee invloed uit op die activiteit én op de maatschappelijke context.

Ontmoeten

Kinderen en jongeren maken kennis met allerlei mensen, groepen, situaties, beroepen, perspectieven, activiteiten en werk/woonsituaties of andere concrete maatschappelijke omgevingen. Deze activiteiten stellen kinderen en jongeren in staat zich een beeld te vormen door indrukken op te doen, dingen mee te maken, ervaringen en manieren van kijken en denken uit te wisselen. Ze verkennen ook competenties in onderlinge samenhang en verbinden die met een concrete maatschappelijke context. Het verschil met deelnemen en creëren ligt hierin dat kinderen via oriëntatie en ontmoeting een leerresultaat voor zichzelf produceren.

Oefenen

Kinderen en jongeren nemen zelf het initiatief of krijgen de gelegenheid om een specifieke competentie te oefenen in een concrete maatschappelijke context. De taak is het verwerven of oefenen van een bepaalde competentie (op het gebied van taal, techniek, sport, kunst, enzovoort). In deze activiteiten zijn vooral het materiaal waar de kinderen mee werken en/of de aanwezige externe deskundige van belang. Het verschil met ontmoeting en deelnemen ligt hierin: bij oefenen gaat het primair om een leerresultaat/oefengelegenheid voor de kinderen zelf. De activiteit is niet bedoeld als brede oriëntatie, maar om iets specifieks onder de knie te krijgen – een vaardigheid, inzicht, gedragswijze. De betekenis voor anderen, de samenhang met andere zaken is geen doel maar kan erbij gehaald worden als motivatie om aan een specifieke competentie te werken.

Deze drie gradaties van levensecht leren zijn als Russische poppetjes die in elkaar passen. Creëren en deelnemen omvat in meer of mindere mate ontmoeten en oefenen. Omgekeerd kan de meerwaarde van oefenen toenemen door het te verbinden met een reële, maatschappelijke context.

Dit wil niet zeggen dat alleen creëren en deelnemen belangrijk is. Veilig en rustig kunnen oefenen in niet al te complexe situaties, is immers ook nodig. Bovendien kan oefenen een eerste stap zijn in een breed uitwaaierend leerproces. Zo kunnen jongere kinderen zich oefenen in een vaardigheid op zich. Naarmate de kinderen ouder worden, meer vaardigheden verwerven en meer complexe competenties onder de knie krijgen, kan het oefenen zelf complexer worden. Ook kunnen de andere twee gradaties, ontmoeten en creëren enerzijds en deelnemen anderzijds, belangrijker worden in hun leerproces. De combinatie van de verschillende mogelijkheden geven breed leren vorm.